Namens onze patiëntvertegenwoordiger Sanne van Rijn
Afgelopen weekend nodigden we het farmaceutische bedrijf Alnylam uit om kennis met jullie te komen maken. We zijn dankbaar voor iedereen die daarbij was in de zaal, zo’n 130 mensen, en diegenen die online meekeken, op zijn minst 68 mensen uit een familie met de Katwijkse ziekte. Jullie vragen en input tijdens de Samen Sterker Gesprekken hebben indruk gemaakt op de aanwezige teamleden van Alnylam. We weten dat de bijeenkomst zowel hoopgevend als misschien voor sommigen teleurstellend is geweest. Voor diegenen die de bijeenkomst of de livestream hebben gemist: de opname ligt op dit moment bij de juristen van Alnylam voor een review en wordt door ons, zodra zij akkoord zijn, via YouTube gedeeld. Voor nu kijken we graag samen met jullie terug en vooruit.
Hoewel het voor jullie de eerste keer was dat jullie met het bedrijf kennismaakten, werkt de Vereniging al sinds 2021 met hen samen in het consortium. Dat samenwerkingsverband, dat we vormen samen met de Dutch CAA Foundation, onderzoekers uit NL, AUS en USA en Alnylam en Regeneron, is de drijvende kracht achter TRACK DCAA. Dit onderzoek wordt betaald door de twee bedrijven en heeft als doel meer te weten te komen over het ziekteverloop van de Katwijkse ziekte (of Dutchtype CAA) bij gendragers. Natuurlijk niet zomaar, maar met het idee dat die kennis noodzakelijk is voor het eventueel ontwikkelen van een medicijn.
In onze laatste bijeenkomsten stonden we vooral stil bij welke informatie TRACK DCAA tot nu toe heeft opgeleverd die bruikbaar is voor het opzetten van een eventuele trial. Daarbij wordt ALTIJD stil gestaan bij al die mensen die meedoen, waar we ontzettend dankbaar voor zijn. Niet alleen aan TRACK DCAA, maar ook aan EDAN en AURORA en andere onderzoeken in het LUMC en in Australië. Dankzij al die mensen die aan onderzoeken meedoen, hebben we ontzettend veel over het ziekteverloop geleerd en over hoe we dat moeten meten (en leren we nog steeds). En dat is iets wat je moet weten als je medicijnonderzoek doet, want je wilt weten of een therapie doet wat je hoopt dat het doet: de ziekte vertragen. Het is trouwens goed om te weten dat de resultaten van die onderzoeken van ‘ons’ blijven en als er dus eventueel een ander bedrijf een medicijn ontwikkelt en we met hen samen willen werken, zij ook toegang hebben tot die informatie.
Een potentieel medicijn waar we op dit moment op focussen is ALN-APP, een RNA therapie die mogelijk de productie van het giftige eiwit in de hersen vermindert. Medicijnontwikkeling duurt lang en kent, zoals Bret afgelopen zaterdag vertelde, vele fasen die moeten worden doorlopen. Dat begint met een idee, dat verder ontwikkeld wordt tot een geneesmiddel dat eerst in menselijke cellen in een laboratorium wordt getest. Als het daar succesvol is, wordt het middel bij muizen en apen geprobeerd. Die fasen doorliep Alnylam met ALN-APP voordat zij iets konden zeggen over onderzoek bij mensen.
Afgelopen november, toen we met het consortium samen waren in Perth ter ere van het 8e internationale CAA congres, kwam voor het eerst ter sprake dat het onderzoek een nieuwe fase in ging, namelijk bij mensen, omdat het middel succesvol bleek in cellen en bij dieren. Dat gebeurde eerder dit jaar, toen Alnylam een zogenaamde fase 1 studie met het middel deed samen met mensen met vroege Alzheimer. Een fase 1 is bedoeld om te kijken of een geneesmiddel veilig is bij mensen en of het lichaam het tolereert (veiligheid en tolerantie) en of hoe het lichaam erop reageert (zogenaamde farmacodynamiek en -kinetiek). Meer over die resultaten vind je in dit persbericht en in deze presentatie die Alnylam hield op het internationale Alzheimer congres in juli. Omdat de resultaten bij de eerste 20 mensen in deze fase goed zijn, denkt Alnylam na over de volgende fase, fase 2 waarin gekeken wordt of het middel werkzaam is (en dus daadwerkelijk invloed heeft op de vermindering van productie van APP), met o.a. mensen met de Katwijkse ziekte.
Daarvoor werken we nauw met elkaar samen. De onderzoekers, Vereniging en de Foundation hebben regelmatig gesprekken met Alnylam over wat daarvoor nodig is. Maike en ik spreken daarnaast ongeveer elke twee weken met Alnylam om input te geven vanuit de families en Thijs en Ellis van het LUMC zitten in de zogenaamde stuurgroep die meedenkt over hoe het protocol van het medicijnonderzoek eruit moet zien.
Met die hele groep hebben we op vrijdag 21 juli in aanloop naar de zaterdagochtend met jullie, lang voor besproken welke boodschap we wilden en konden meegeven. We zijn namelijk hoopvol, hoopvoller dan ooit omdat er nu een concreet geneesmiddel ligt dat mogelijk werkt, en tegelijk voorzichtig, want geneesmiddelenontwikkeling is een lange en ingewikkelde weg. Als medicijnontwikkelaar is Alnylam (terecht) aan allerlei regels en wetgeving gebonden als het gaat om hun communicatie met patiëntgroepen. Omdat de gesprekken over een eventuele trial bij families met de Katwijkse ziekte nog gaande zijn, wilden we geen valse verwachtingen wekken.
Dat is waarschijnlijk ook wat jullie afgelopen zaterdag begrepen hebben uit Bret’s presentatie. De teleurstelling in de zaal was voelbaar, en ook in jullie vragen, toen duidelijk werd wat er allemaal nog voor nodig is om uiteindelijk een werkzaam medicijn te in onze handen te hebben. Zoals Bret vertelde moeten er nog drie fasen worden doorlopen voor het middel eventueel op de markt komt en duren die fasen bij elkaar minstens zeven jaar. Op heel veel vragen over het hoe en wat precies kon Bret nog geen antwoord geven. Wie mag meedoen aan het onderzoek? Alleen gendragers, of ook risicodragers, of alleen mensen die al patiënt zijn? In welke fase van de ziekte moet begonnen worden met het medicijn als het werkzaam blijkt? Hoe lang duurt elke fase van het onderzoek?
Ik weet nog dat toen ik voor het eerst leerde over de fasen van medicijnonderzoek en hoorde over hoe lang dat duurt, ik een rekensommetje in mijn hoofd maakte. Stel dat ik gendrager ben en ik ben nu 34 jaar, komt het middel dan voor mij nog op tijd? Het is frustrerend om te weten dat er nog zoveel moet gebeuren en hoe lang dat gaat duren. Ik kan me voorstellen dat dat voor de familieleden uit onze families die 40 of 50 jaar zijn of ouder zijn, misschien al een hersenbloeding hebben gehad of zelfs meerdere, nog veel frustrerender is. Kunnen jullie meedoen aan het onderzoek en komt het medicijn op tijd, mocht het werkzaam blijken? Ook daar kunnen we geen antwoord op geven.
Los van die onzekerheid, was er gelukkig ook hoop en saamhorigheid te proeven in de zaal en in de Samen Sterker Gesprekken. Jullie hebben enorm bijgedragen aan de kennis van Alnylam als het gaat om de zo specifieke en zeldzame Katwijkse ziekte en hebben met jullie inbreng over het wel of niet genetisch testen en de symptomen van de ziekte, enorm indruk op hen gemaakt. Maike en ik hebben na de bijeenkomst de dag afgesloten met een gezamenlijke lunch met alle onderzoekers en de mensen van Alnylam en iedereen was enorm positief en dankbaar. Jullie bijdrage gaat hen helpen besluiten te nemen over toekomstig onderzoek en we zijn enorm dankbaar voor hoe serieus jullie daar allemaal mee aan de slag zijn gegaan en hoe open jullie naar elkaar en naar de onderzoekers en teamleden van Alnylam durfden te zijn.
Voor nu willen we jullie heel graag bedanken! Dit was nog maar het begin, een kennismaking. Maike en ik blijven, samen met de onderzoekers, regelmatig met Alnylam overleggen over hoe verder. En zodra wij meer weten, weten jullie dat ook! En voor wie met een vraag is blijven zitten of wie een vraag later te binnen schoot (niet zo gek met al die nieuwe informatie), neem vooral contact met ons op. Samen sterker, ja toch?