Lid wordenDoneren

Het Internationale CAA Congres

Elke twee jaar komen onderzoekers die zich wereldwijd bezig houden met onderzoek naar CAA samen om hun onderzoeksresultaten en kennis met elkaar te delen. Het congres wordt georganiseerd door o.a. de Dutch CAA Foundation, u vast niet onbekend, en de daaruit voortgevloeide International CAA Association. Dat is een samenwerkingsverband tussen onderzoekers, waarin ideeen en data (verzamelde informatie, bijvoorbeeld hersenscans) uitgewisseld worden.

De Vereniging HCHWA-D & het congres

Elke editie van dit congres is ook een afvaardiging de Vereniging HCHWA-D aanwezig, om u te kunnen informeren over de ontwikkelingen op het gebied van onderzoek en de vorderingen in het vinden van een medicijn.

Twee jaar geleden viel die eer mij voor het eerst ten deel, toen ik samen met Jolanda Blom-de Vreugd in Boston aanwezig was bij het congres. Als ambassadeur van de Vereniging ben ik gewend om praatjes te houden over de ziekte en over mijn persoonlijke ervaring daarmee en dus stelde ik voor die editie de wetenschappers toe te spreken, samen met Jolanda. Dat deden we tijdens het zogenaamde ‘borreluur’ en de reacties waren boven verwachting. Een veelgehoorde reactie was dat het horen van de kant van de (potentiële) patient, hun onderzoek in het juiste perspectief zet. Oftewel: ze worden er weer aan herinnerd waar ze het voor doen.

Deze editie, dit keer in Lille, was ik samen met Jesse van Rijn, die sinds dit jaar namens de Vereniging onderdeel is van de onderzoekscommissie HCHWA-D. Ik werd door de Dutch CAA Foundation opnieuw uitgenodigd om te spreken. In tegenstelling tot in Boston, stond ik nu meteen bij aanvang van het congres op het programma. Erg spannend! Ik vertelde het publiek over hoe HCHWA-D in mijn persoonlijke leven een rol speelt, in de beslissingen die ik neem, in de mensen die ik ontmoet, in de dankbaarheid die ik soms voel en het verdriet en de boosheid die ik op andere momenten voel. Over de onzekerheid over de toekomst en over hoe mijn hoop gevestigd is op de mensen in de zaal. Dat zij een medicijn gaan vinden dat de zorgen van zoveel jonge mensen weg zal nemen. Van veel mensen hoorde ik achteraf dat het verhaal indruk had gemaakt en het de juiste manier was geweest om het congres te openen.

Het onderzoek naar HCHWA-D

De rest van de ochtend stond in het teken van HCHWA-D. Voor wie de relatie tussen CAA en HCHWA-D onduidelijk is, in het kort:

  1. Bij CAA (cerebral amyloid angiopathy) stapelt hetzelfde eiwit in de hersenen als bij HCHWA-D. De ziektebeelden zijn grotendeels vergelijkbaar, behalve dat HCHWA-D zich op jongere leeftijd voordoet en erfelijk is.
  2. CAA is een ouderdomsziekte die naar schatting bij 1 op 3 ouderen voorkomt en schade aan de hersenen veroorzaakt.
  3. CAA is een relatief onbekende ziekte en kan daarnaast niet met 100% vastgesteld worden bij leven. Er kan op scans namelijk wel een hersenbeschadiging gezien worden, maar de eiwitstapeling is niet op scans zichtbaar. Eventuele symptomen, zoals dementie, kunnen dus niet met zekerheid aan CAA gelinkt worden.
  4. Het onderzoek naar CAA is daarom deels gericht op het vaststellen van goede diagnose-criteria. Daarmee bedoelen we: kunnen we methoden ontwikkelen waarmee CAA wel bij leven vastgesteld kan worden? Zijn er symptomen die alleen bij mensen met CAA voorkomen zodat we onderscheid kunnen maken of kunnen we onze scanmethoden zo verfijnen dat we de eiwitafzetting wel kunnen zien? Dat is bij HCHWA-D niet nodig, omdat dat middels een DNA-onderzoek te bevestigen is.
  5. De groep HCHWA-D patienten, gendragers en mogelijk gendragers is daarom een interessante groep voor CAA onderzoekers. Omdat we bij HCHWA-D kunnen weten wie de ziekte mogelijk gaat krijgen en wie de ziekte al heeft. Dat is ook voor mensen met HCHWA-D gunstig, want HCHWA-D is zeer zeldzaam en CAA is dat zeker niet. HCHWA-D vormt daarmee de sleutel tot het (ook) oplossen van CAA.

Terugkomend op mijn eerdere punt: de ochtend stond dus in het teken van HCHWA-D, o.a. met Sanneke van Rooden, Willeke van Roon en Sophie Schmid. Als het goed is komen die namen u bekend voor, zij zijn namelijk alle drie verbonden aan het LUMC en graag geziene gast bij de Vereniging. Mogelijk heeft u in de afgelopen tijd deelgenomen aan EDAN-2 of CAVIA, de onderzoeken waar Sanneke en Sophie bij betrokken zijn.

Sanneke presenteerde de eerste resultaten van de EDAN-2 studie. EDAN staat voor Early Detection of Angiopathy Network. Kortweg is het doel van EDAN het vergroten van de kennis over HCHWA-D, maar ook het ontwikkelen van vroege (radiologische) markers voor CAA. Een marker kunt u zien als een ‘herkenningspunt’, een signaal in de hersenen dat er sprake is van CAA of HCHWA-D. Dat is voor CAA belangrijk om het te kunnen diagnosticeren (zoals hierboven beschreven), voor HCHWA-D is het belangrijk omdat dit gebruikt kan worden om te zien of een eventueel medicijn zijn werk doet. Het vinden van een goede marker is zeer belangrijk, omdat je alleen zo zeker kunt weten dat een eventueel medicijn doet wat het moet doen, of het werkt.

Oftewel: we willen weten welke signalen er zijn van HCHWA-D voordat de eerste hersenbloeding zich voordoet, zodat we kunnen zien of die signalen verminderen of zelfs verdwijnen bij het inzetten van een eventueel medicijn. Een van die ‘markers’ is de reactiviteit van de bloedvaten van de hersenen. Die horen als gevolg van een taak in bepaalde hersengebieden uit te zetten en daarna weer terug te ‘veren’, als gevolg van het stromen van het bloed erdoorheen. Oftewel: te ‘reageren’, dus: cerebrovasculaire (‘bloedvaten in de hersenen’) reactiviteit als maat voor hoe ‘ziek’ de hersenen zijn voordat een hersenbloeding zich heeft voorgedaan.

In EDAN-2 werden zoveel mogelijk mensen die aan EDAN-1 hebben meegedaan vijf jaar later opnieuw onderzocht, om zo naar het verloop van de ziekte te kijken. Sanneke is nog lang niet klaar met het analyseren van de resultaten, maar liet op het congres alvast zien dat reactiviteit van de vaten van mensen met HCHWA-D kleiner is dan die van gezonde mensen. De reactiviteit lijkt met leeftijd af te nemen, op dertigjarige leeftijd wordt er nog geen verschil gezien en op vijftigjare leeftijd wel.

Ook de CAVIA studie, waarover Sophie een presentatie gaf, is gericht op het vinden van een marker. Zij onderzoekt of we een verschil in reactie van de vaten door het gehele brein zien bij mensen met HCHWA-D ten opzichte van gezonde deelnemers. In de EDAN studie wordt nameijk alleen gekeken naar hoe de vaten in de zogenaamde visuele cortex reageren, een gebied in de hersenen dat gestimuleerd kan worden door een visuele taak te geven in de scanner. Met de zogenaamde ‘CO2-challenge’ in de CAVIA-studie, wordt naar de reactie in het gehele brein gekeken. In een eerste vergelijkende studie zag zij inderdaad een verschil in de reacties in de hersenen tussen mensen met HCHWA-D en gezonde deelnemers.

Sanneke en Sophie richten zich dus op hoe de bloedvaten in de hersenen reageren als gevolg van het stapelen van het beta-amyloid. Twee andere onderzoekers, uit Pitssburgh en Boston, presenteerden ook hun onderzoek daarnaar. In plaats van zich te richten op hoe de vaten reageren, keken zij of ze door middel van PET-scans een afwijking in het brein kunnen zien bij mensen met HCHWA-D. Zoals hierboven beschreven, is er nog geen methode om bij leven de eiwitafzetting in de hersenen te kunnen zien. Nu wordt dit geprobeerd met een PET-scan. Daarmee wordt door middel van een radioactieve stof de stofwisseling van cellen in kaart gebracht. In een aantal studies wordt nu een afwijking in PET-scans gezien bij muizen en mensen met HCHWA-D. Mogelijk kan dit uiteindelijk ook als een zogenaamde ‘marker’ worden gebruikt.

Willeke daarentegen richt zich op het genetische stukje van HCHWA-D. Zij onderzoekt of we het DNA (of eigenlijk het RNA) zo kunnen beinvloeden dat het niet meer de boodschap doorgeeft tot het aanmaken van het ‘foute’ eiwit, maar een ‘goed eiwit’. Er zit namelijk een klein foutje in het DNA, dat ervoor zorgt dat het eiwit anders ontwikkelt dan bij gezonde mensen. Als we dat foutje eruit kunnen halen, wordt het eiwit mogelijk zo aangemaakt zoals het zou moeten zijn. Willeke doet hier onderzoek naar in samenwerking met Amylon, een Leids biotech bedrijf, waarvan Thomas de Vlaam CEO is.

Het toedienen van de therapie is uitgeprobeerd bij muizen die ‘gekweekt’ zijn met het HCHWA-D gen. Bij hen wordt al een effectiviteit van de therapie gezien, er wordt meer van het aangepaste eiwit gevonden. Dat is een mooie stap. Er zijn ook nog heel veel vragen. Bijvoorbeeld: zien we bij de muizen ook op gedragsniveau (dus op het gebied van symptomen) een vermindering / verschil / effect? Is het medicijn werkzaam bij mensen? Hoe kunnen we het medicijn toedienen bij mensen zodat het effectief door het lichaam wordt gebruikt? Er moeten dus nog veel vervolgstappen in het onderzoek worden gedaan om ook bij mensen te onderzoeken of de therapie het ontwikkelen van HCHWA-D kan voorkomen (zie ook het verslag van de thema-avond waarin Willeke de methode en Thomas de te nemen stappen heeft uitgelegd: http://www.hchwa-d.nl/nieuws/verslag-thema-avond-idee-naar-therapie-hchwa-d/).

De ochtend werd afgesloten door Kawita Kanhai van United Neuroscience. Het doel van het bedrijf is om vaccins te ontwikkelen tegen veelvoorkomende ziekten. Op dit moment richten zij zich op een antistof tegen Alzheimer. Die studie bevindt zich in fase 2, oftewel: er is aangetoond dat het middel in ieder veilig gebruikt kan worden. Nu gaan ze zich richten op het onderzoek van de effectiviteit van het vaccin. Doet het wat het moet doen voor mensen met Alzheimer? En als dat zo blijkt, kunnen we het dan ook voor CAA gebruiken? Ze zouden zich dan gaan richten op HCHWA-D. Er is namelijk eerder een onderzoek gedaan door Pfizer, een groot farmaceutisch bedrijf, naar een mogelijk vaccin: Penozumab. Dat bleek in ieder geval veilig om te gebruiken, maar helaas bleef het gewenste effect. United Neuroscience zou de draad kunnen oppakken waar Pfizer gebleven is. Dat is op dit moment nog toekomstmuziek.

Het onderzoek naar CAA & de relevantie voor HCHWA-D

Verder ging het grootste gedeelte van het congres over CAA. Bijvoorbeeld: hoe kunnen we op basis van hersenscans concluderen dat het om CAA gaat? Zijn er signalen van CAA voordat iemand binnenkomt met een hersenbloeding? Zijn er ook andere markers (‘herkenningspunten’) van CAA? Zien we bijvoorbeeld signalen in het bloed of in het hersenvocht? Wat gebeurt er eigenlijk in het brein? Zet het eiwit zich bijvoorbeeld op bepaalde plekken af? En hoe leidt de eiwitafzetting tot een bloeding uiteindelijk? Welke medicatie moeten we juist wel of niet gebruiken als iemand met een bloeding binnenkomt die mogelijk het gevolg is van CAA? Wat zou een mogelijk medicijn tegen CAA kunnen zijn?

Kortom: er bestaat nog ontzettend veel onduidelijkheid over het verloop van CAA in het brein, net zoals bij HCWHA-D. Meer duidelijkheid daarover helpt bij het diagnosticeren van CAA, maar ook voor het inzetten van een mogelijk medicijn. Want stel dat je een medicijn ontwikkelt dat het eiwit aanpakt, wanneer moet je dat dan inzetten?

De laatste dag werd gepresenteerd over mijn favoriete studie: the Religious Order Study. Nonnen, priesters en broeders uit 40 religieuze centra in Amerika worden al sinds 1994 gevolgd. Het voornaamste doel daarvan is om te onderzoeken hoe en bij wie Alzheimer zich ontwikkeld. U kunt zich misschien voorstellen: een onderzoek dat al zo lang loopt en waar zoveel mensen (3000!) aan meedoen, is goud waard. Tijdens het leven worden verschillende signalen van dementie / Alzheimer gemeten en alle deelnemers staan na hun dood hun hersenen af voor onderzoek. Zo kan er een relatie gelegd worden tussen signalen die tijdens het leven worden gezien en wat er na de dood in de hersenen gevonden wordt. Belangrijk resultaat daarvan: in 30% van de hersenen van de overledenen (gemiddeld 89 jaar) wordt gemiddelde tot hevige CAA gevonden en in totaal wordt bij 80% een vorm van CAA gezien. Verder heeft het overgrote deel van de mensen met Alzheimer ook CAA.

Langzaamaan wordt uit onderzoek duidelijk dat 80% van de mensen met Alzheimer ook CAA heeft. Hoe die relatie precies is, wat de ziektes met elkaar te maken hebben, is nog niet duidelijk, maar het is in ieder geval opmerkelijk. In ieder geval is het voor financiering van onderzoek interessant. Want wie wil er nou niet Alzheimer oplossen? En misschien helpt het onderzoek naar CAA daar wel bij. Tenslotte heeft een groot deel van de mensen met Alzheimer ook CAA…

Ook belangrijk: netwerken!

Het presenteren van de onderzoeksresultaten is uiteraard zeer belangrijk, maar daar omheen gebeurt nog heel veel meer. Zo wordt er heel veel genetwerkt, worden er ideeen uitgewisseld en er komen nieuwe samenwerkingen tot stand. Een van de bijzondere kenmerken van het CAA congres is de saamhorigheid: iedereen is bereid elkaar te hebben en informatie te delen en dat is bijzonder in de onderzoekswereld. Daarmee mogen we ons in de handjes knijpen, want de effectiviteit van onderzoek heeft veel baat bij het delen van informatie en ideeen tussen onderzoekers onderling.

Verder waren van de oud-voorzitter / oprichter Jan Fens, huidig voorzitter Peter Bruin en bestuurslid Ton Schattenberg van de Dutch CAA Foundation aanwezig. Jan, zelf gendrager, gaf tijdens het gezamenlijk diner een spontane speech over zijn dankbaarheid voor het werk van de onderzoekers. Mark van Buchem, hoofd radiologie in het LUMC en ook vriend van de Vereniging / Foundation, vulde daarop aan dat zonder Jan de Foundation, de Association en dit congres nooit hadden bestaan. Paul vertelde de aanwezige onderzoekers tijdens het congres specifieker over de doelstellingen van de Foundation.

Een ander voordeel is dat er veel leden van de Scientific Advisory Board van de Dutch CAA Foundation samenkomen. Deze adviesraad geeft gezamenlijk richting aan het onderzoek dat de foundation financieert / stimuleert. Gezamenlijk kwamen zij tot de conclusie dat er de afgelopen twee jaar belangrijke stappen genomen zijn en er serieus nagedacht moet gaan worden over vervolgstappen riching een medicijn. Een eerste stap in dat proces is een gezamenlijk protocol voor medicijnonderzoek specifiek op het gebied van HCHWA-D op te stellen. Oftewel: welk medicijn gaan we testen? Hoe gaan we dat testen en bij wie? Hoe meten we de effectiviteit daarvan?

Vergeet daarbij ook niet het medicijnonderzoek dat al loopt, op initiatief van Thomas de Vlaam en Amylon. Ook hij was op het congres aanwezig. Met hem werd gesproken over hoe Amylon verder kan samenwerken met de Dutch CAA Foundation en de Vereniging HCHWA-D, hoe die verbanden nog verder verstevigd kunnen worden.

Netwerken met Australiërs

U weet misschien wel dat er ook een grote groep mensen in Australië is die HCHWA-D hebben, uiteraard geëmigreerde Katwijkers. Zij hebben contact met twee professoren die werken in Perth en onderdeel zijn van de Dominantly Inherited Alzheimer Network, Hameed Sohradi en Ralph Martins. Tijdens het congres werd afgesproken deze groep te gaan betrekken bij het onderzoek, oftewel het onderzoek dat naar HCHWA-D dat wordt gedaan in voornamelijk Leiden, ook in Australië uit te zetten. Daarmee wordt het aantal mogelijke deelnemers aan onderzoek bijna twee keer zo groot. De twee verbaasden zich over de nauwe samenwerking tussen het LUMC en de Vereniging HCHWA-D en zagen mogelijkheden in een vergelijkbare manier van werken aldaar. Het idee ontstond daarom om de contacten tussen de Vereniging en de families aldaar te versterken en eventueel te helpen bij het opzetten van een vergelijkbare vereniging aan de andere kant van de wereld.

En nu?

Concluderend: er gebeurt van alles en dat van alles zijn interessante dingen. Er is nog veel onduidelijk over het verloop van de ziekte en wat er precies in het brein gebeurt, maar er is ook steeds meer duidelijkheid. Zo lijkt de reactiviteit van de vaten steeds meer de belangrijkste graadmeter voor eiwitstapeling in de hersenen te worden en kan door de EDAN studie aangetoond worden wanneer die stapeling ongeveer inzet / wanneer daar effect van gemerkt wordt in de vorm van vermindere reactiviteit van de vaten. Gezamenlijk zeggen onderzoekers nu: we maken belangrijke stappen en moeten gaan nadenken over hoe en wanneer (op niet al te lange termijn) we met medicijnonderzoek naar het verwijderen van het eiwit willen starten. Daarnaast loopt uiteraard het exon-skipping project, met mogelijk een therapie op het gebied van het genetisch defect. Het steeds duidelijkere verband tussen CAA en Alzheimer voelt ook belangrijk, hoewel we nog niet helemaal kunnen duiden wat dat gaat opleveren. Over twee jaar vindt het volgende congres plaats, dan in Canada. Hopelijk hebben we dan een goed lopend samenwerkingsverband tussen Nederland en Australië en informeren we u dan over concrete stappen op het gebied van het aanpakken van HCHWA-D bij gendragers. Mijn gevoel na het congres: hoopvol! Veel meer dan dat ik twee jaar geleden na het congres in Boston was.