Iedere twee jaar komen onderzoekers van over de hele wereld samen tijdens het internationale CAA congres. Daar zijn altijd 2 mensen van de Vereniging Katwijkse ziekte bij aanwezig om meer te leren over waar het onderzoek staat, te netwerken met de onderzoekers en artsen en om de stem van de families met Dutchtype CAA (de Katwijkse ziekte) te laten horen. Afgelopen oktober kwamen we samen in München. Doordat het congres dit keer zo “dichtbij huis” was, hadden we meer ruimte in ons budget (subsidie van de overheid) en kon een groot deel van ons bestuur mee. Dit keer waren daarom Maike, Koos, Janny, Martina, Nicole én Sanne aanwezig.
Sporadische CAA en Dutchtype CAA
Zoals je waarschijnlijk wel weet, is sporadische CAA de niet-erfelijke vorm van Dutchtype CAA. Sporadische CAA wordt ook wel sCAA genoemd. Omdat sCAA nog steeds niet met 100% vast te stellen is en omdat het niet te voorspellen is wie het krijgt en wanneer, is het onderzoek naar Dutchtype CAA óók belangrijk om meer kennis op te doen over sporadische CAA. Er is geen Vereniging voor mensen met sCAA en dus zijn wij als vertegenwoordigers van de families met de erfelijke CAA de enige patiëntvertegenwoordigers die op het congres aanwezig zijn.
sCAA is nog lang niet zo bekend als bijvoorbeeld Alzheimer, terwijl uit hersenonderzoek blijkt dat ongeveer 1 op de 4 mensen boven de 65 sCAA heeft, met een groter risico boven de 80 jaar. De kennis over en het onderzoek naar de ziekte groeien wel snel en deze 9e editie van het congres waren er meer deelnemers dan ooit: bijna 200. Dat is nog steeds heel klein in vergelijking met bijvoorbeeld Alzheimer congressen, waar soms wel duizenden onderzoekers aanwezig zijn. De kleinschaligheid heeft ook een voordeel: er is weinig concurrentie onderling en de onderzoekers willen elkaar vooral helpen.
Een groot deel van die onderzoekers werken in het LUMC in Leiden, dat bekend staat als expertisecentrum op het gebied van erfelijke en niet-erfelijke CAA en waar heel veel onderzoek plaatsvindt (waar sommigen van jullie aan deelnemen). Daarnaast was een groot deel van ons consortium aanwezig, zoals het bestuur van de Dutch CAA Foundation (zij financieren een deel van de congressen en helpen het organiseren), het onderzoeksteam uit Perth, Australië, een deel van het team van Alnylam en natuurlijk Steven Greenberg (de godfather van sCAA onderzoek). Ook uit zijn team in Boston waren veel onderzoekers aanwezig.
Hoe ziet 3 dagen CAA congres eruit?
Het congres duurde 3 dagen bomvol presentaties vanaf het podium en in de pauze zogenaamde “posterpresentaties” – op borden hangen dan overal posters met uitleg over welk onderzoek iemand heeft gedaan en wat de resultaten daarvan waren. Verder waren er vrij lange pauzes tussendoor, waardoor er mooi genetwerkt kon worden. Er was op de eerste avond ook een “netwerkbijeenkomst”, daar konden alle aanwezigen in een grote zaal samen eten.
Dat is belangrijk, omdat het samen kennis uitwisselen helpt nieuwe inspiratie te krijgen, van elkaar te leren en óók om ervoor te zorgen dat mensen niet hetzelfde onderzoek aan het doen zijn op verschillende plekken van de wereld, zonder dat van elkaar te weten.
Tijdens de drie congresdagen komen verschillende onderwerpen aan bod. Dit keer werd er gesproken over:
- Welke factoren invloed hebben op het ontstaan van sporadische CAA (dat natuurlijk niet door een foutje in het DNA komt, zoals Dutchtype CAA en dus moeilijker te voorspellen is);
- Wat we weten over ontstekingen in de hersenen bij CAA (ARIA en CAA-ri);
- Het opruimsysteem van de hersenen (glymfatisch systeem);
- Huidige behandelmogelijkheden (bijvoorbeeld bloeddrukverlagers en levensstijlaanpassingen);
- Manieren om CAA in de hersenen in beeld te brengen (bijvoorbeeld via MRI en eiwitten in het hersenvocht);
- Wat er precies in de hersenen gebeurt als iemand CAA heeft;
- Welke richtlijnen er zijn om sporadische CAA bij mensen vast te kunnen stellen;
- Mogelijke toekomstige behandelmogelijkheden (zoals de RNA therapie van Alnylam);
- Of er wel of niet onderzoek naar immunotherapieën (waar veel onderzoek naar gedaan wordt bij Alzheimer) gedaan moet worden bij mensen met CAA.
Het is voor ons niet altijd mogelijk alles te begrijpen wat er verteld wordt, maar we zijn bij bijna alle presentaties aanwezig geweest. Dat helpt ons jullie beter te kunnen informeren over de ziekte en het onderzoek daarnaar en verder kunnen wij soms ook helpen om duidelijk te maken aan onderzoekers wat er voor patiënten belangrijk is en wat we leren uit de verhalen van mensen die dagelijks met de ziekte te maken hebben.
Het zit in de natuur van onderzoekers om nieuwsgierig te zijn en meer te willen weten en zo leidt onderzoek vaak tot nog meer onderzoek. Daarbij worden belangrijke ontdekkingen gedaan, maar die sluiten niet altijd aan bij wat voor mensen die de ziekte dagelijks ervaren belangrijk is.
Daarom nemen we in dit verslag van het congres niet AL het onderzoek op dat besproken is, maar vooral wat we denken dat voor JULLIE belangrijk is. We zetten het voor je op een rijtje.
Onderzoek dat belangrijk is voor Dutchtype CAA families
Opruimsysteem (glymfatisch systeem) van de hersenen
Veel onderzoek naar het “opruimsysteem” van de hersenen gebeurt in muizen. Onderzoek bij muizen is heel normaal, omdat er soms methoden gebruikt worden die (nog) niet veilig zijn voor mensen om meer te leren over de hersenen.
Op dit moment wordt gekeken naar hoe het “glymfatisch systeem” (het opruimsysteem) precies werkt en hoe dat samenwerkt met bloedvaten in de hersenen. Dat opruimsysteem ruimt onder andere dus giftig eiwit op, dat zowel in Dutchtype CAA als sporadische CAA blijft plakken in de wanden van de bloedvaten van de hersenen en symptomen veroorzaakt.
Verder wordt onderzocht hoe het “opruimen” in beeld gebracht kan worden bij mensen, bijvoorbeeld met zogenaamde “contrastvloeistoffen”, die via een infuus ingebracht worden of via een lumbaalpunctie de hersenen bereiken, en met MRI scans.
Eén van de mensen die hier onderzoek naar doet en tijdens het congres presenteerde is Leon Munting van het LUMC. Hij doet muisonderzoek dat wordt gefinancierd met een subsidie van Alzheimer Nederland en leert hierdoor meer over het glymfatisch systeem en hoe afvoer van giftige stoffen kan worden verbeterd. Tijdens de thema-avond van 28 november vertelt Leon hier meer over. Voel je ook vooral welkom om deel te nemen aan de thema-avond 28 november.
Daarnaast wordt alles wat tot nu toe geleerd is ook al in de praktijk toegepast, door het nieuwe onderzoek Clear-Brain! Tijdens dit onderzoek in het LUMC wordt bij mensen met de Katwijkse ziekte geprobeerd de slaap te verbeteren, het moment dat het opruimsysteem het meest actief is. Het LUMC heeft een methode ontwikkeld om het glymfatisch systeem in beeld te brengen met een MRI. In dit onderzoek wordt gekeken of het verbeteren van de slaap helpt om giftig eiwit beter op te ruimen uit de hersenen. Onderzoekers Sanne Schriemer is ook aanwezig tijdens de thema-avond van 28 november om hier over te vertellen.
Bloeddruk en bloedverdunners & levensstijl
We weten al een tijdje dat het belangrijk is om de bloeddruk omlaag te krijgen op het moment dat een hersenbloeding voordoet. Er wordt ook onderzoek gedaan naar of het inzetten van middelen die de bloeddruk verlagen als preventie kunnen werken, oftewel ervoor kunnen zorgen dat er minder risico is op schade in de hersenen.
Ook wordt er verder onderzoek gedaan naar de invloed van bloedverdunners. Die worden nu over het algemeen afgeraden bij het risico op hersenbloedingen, maar kunnen mogelijk in een vroege fase van de ziekte een positief effect hebben. Daarover is nu nog te weinig duidelijk.
Verder is er veel interesse vanuit onderzoekers op het gebied van levensstijlfactoren oftewel ‘lifestyle’. Daar is nog veel meer onderzoek naar nodig, maar er wordt wel al gekeken naar factoren zoals Body Mass Index (BMI), bloeddruk, roken en drugs- en alcoholgebruik en de invloed daarvan op het risico van het krijgen van CAA en het verloop van klachten.
Immunotherapieën
Bij Alzheimer wordt al tientallen jaren nagedacht over hoe giftig eiwit opgeruimd kan worden uit de hersenen. Eén van de mogelijke manieren waar onderzoek naar gedaan wordt is immunotherapie. Dat betekent dat er een soort vaccin gemaakt wordt van een middel dat zich aan het giftige eiwit in de hersenen bindt en daarmee zorgt dat het afgevoerd wordt uit de hersenen.
Ondanks het jarenlange onderzoek, is er nog geen middel dat bij Alzheimer heel goed werkt. Dat komt onder andere doordat sommige van deze therapieën juist op andere plekken in de hersenen schade veroorzaken, bijvoorbeeld ontstekingen of CAA. Ook is het niet duidelijk of de afvoer ook echt zorgt voor een verbetering in klachten, zoals een verbetering in het geheugen, of dat ze de vooruitgang van ziekte in de hersenen echt afremmen.
Tijdens het congres werden resultaten van onderzoeken bij Alzheimer gepresenteerd en werd gepraat over of deze middelen ook bij mensen met CAA geprobeerd moeten worden. Daar is veel discussie over, omdat we mensen niet zomaar willen blootstellen aan risico’s die de middelen met zich mee brengen.
Genen en CAA
Zoals we eerder uitlegden wordt sporadische CAA niet direct veroorzaakt door een genetisch foutje zoals bij Dutchtype CAA (de Katwijkse ziekte). Daarom is het belangrijk om meer te weten te komen over hoe sporadische CAA ontstaat en welke zogenaamde “risicofactoren” het ontstaan ervan kunnen vergroten.
Eén van de dingen waar naar gekeken wordt, is hoe het DNA van mensen eruit ziet en of er bepaalde genen zijn die het risico op CAA vergroten. Wie weet, hebben de genen waarvan ze ontdekken dat die invloed hebben op CAA, ook invloed op het verschil in ziekteverloop tussen mensen met de Katwijkse ziekte.
Mivelsiran
Tijdens het congres waren ook teamleden van Alnylam aanwezig, die presenteerden over hun RNA therapie Mivelsiran (eerder bekend als ALN-APP). Bijvoorbeeld Robert Deering, met wie wij veel samenwerken, die vertelde over de resultaten van de fase 1 studie met Mivelsiran bij tot nu toe 34 patiënten met vroege Alzheimer die verschillende dosissen van het middel kregen. Zij zagen dat de dosis van 50 of 75 milligram tot wel 12 maanden effect heeft in de hersenen, waarvan mensen die de dosis van 75 mg kregen, een behoorlijke vermindering van het giftige eiwit in hun hersenvocht hadden (gemeten in het hersenvocht afgenomen met een lumbaalpunctie (ruggenprik)). Niemand van de deelnemers kreeg problemen (zogenaamde adverse events) als gevolg van het krijgen van het middel.
Later gaf Neal Parikh, de neuroloog uit het team van Alnylam, een presentatie over hoe Mivelsiran werkt en welk effect het mogelijk kan hebben op (erfelijke) CAA. De RNA therapie remt de opdracht voor het aanmaken van de voorloper van het giftige eiwit amyloïd beta af en daarmee is de hoop dat de hoeveelheid daarvan in de hersenen vermindert. De fase 2 van het onderzoek, met mensen met CAA, is inmiddels op een aantal plekken in de wereld gestart onder de naam “c-APPricorn-1”.
Op termijn kunnen (hopelijk) ook mensen met de Katwijkse ziekte aan dit onderzoek meedoen. Inmiddels is Alnylam bij 2 van onze thema’s aanwezig geweest om hier meer over te vertellen. Een link naar de opnamen van hun presentaties kun je aanvragen bij Maike Hoek via mhoek@hchwa-d.nl.
Minocycline
Professor Marieke Wermer (eerder LUMC, nu Groningen), had de eer het congres af te sluiten. Zij vertelde over het onderzoek naar minocycline in Leiden, waar sommigen van jullie aan mee hebben gedaan (BATMAN onderzoek). Met dit onderzoek wil zij kijken of een veelgebruikt antibioticum kan helpen om ontstekingen in de hersenen aan te pakken. Daarover wordt binnenkort meer bekend.
Marieke deed een oproep aan onderzoekers om meer onderzoek te doen naar mogelijke behandelingen, omdat de tijd doortikt voor mensen met (erfelijke) CAA, en noemde een aantal middelen die misschien interessant kunnen zijn.
Onze rol tijdens het congres
Patiëntperspectief
Tijdens de congressen vraagt onze vertegenwoordiger Sanne altijd aandacht voor het “patiëntperspectief”. Dit keer kreeg zij tijdens het “netwerkevenement” de tijd om de onderzoekers toe te spreken. Dat deed zij aan de hand van het “compendium”, een document dat in de jaren ’90 werd samengesteld door professor Luyendijk en dokter Timmers, die, samen met anderen, onderzoek deden naar de Katwijkse ziekte.
Sanne benadrukte de bijdragen die mensen uit families met de Katwijkse ziekte al tientallen jaren bijdragen aan wat we over CAA weten. Zoals haar opa, die één van de eerste was die deelnam, en hielp de ziekte in Katwijkse families in beeld te brengen. Maar zeker ook haar moeder, Janny, die de Vereniging in 2007 oprichtte en daarmee het onderzoek een nieuwe impuls gaf. Janny kreeg minutenlang applaus van de onderzoekers in de zaal.
Daarna zette zij het hele bestuur in het zonnetje en vertelde over elk van hen hoe belangrijk hun (vrijwillige) bijdrage voor de families met de Katwijkse ziekte is, en hoe belangrijk het is ons in te zetten, óók binnen onderzoek, omdat onderzoek daar alleen maar beter van kan worden.
Sanne benadrukte daarbij ook hoe belangrijk het is om naar de podcast Zieke Erfenis van Nicole te luisteren en zo van dichtbij de ziekte mee te beleven. Als laatste benadrukte Sanne dat ze het belangrijk vindt dat er meer bekend wordt over CAA, maar dat de mensen met Dutchtype CAA of de Katwijkse ziekte niet vergeten moeten worden. Steven Greenberg drukte haar na het praatje op het hart dat ze zich daar geen zorgen over hoefde te maken.
Sommige onderzoekers gaven aan dat dit verhaal voor hen het belangrijkste van het congres was, omdat het ze eraan herinnerd waarom en voor wie ze het doen. Het brengt het menselijke aspect dichterbij hun werk.
Kijk hier het praatje van Sanne terug.
Netwerken
Daarnaast hebben we veel genetwerkt. Het is altijd goed om alle Leidse onderzoekers op één plek te hebben en allemaal even informeel te kunnen spreken. Daar komen vaak nieuwe ideeën voor onderzoek en bijvoorbeeld thema-avonden boven. Het was ook goed om het Australische team te zien en met hen te spreken over hoe het met het onderzoek in Perth gaat en wat wij daar als Vereniging in kunnen betekenen.
We hebben ook gesproken met neurologen uit Nijmegen, die ook veel weten over CAA. Met hen hebben we o.a. gepraat over hoe mensen uit die regio die de Katwijkse ziekte in de familie hebben, bij hen terecht kunnen, en hoe we dat kunnen communiceren. Daarnaast hebben we met elkaar gesproken over DIST, een onderzoek naar hersenoperaties bij hersenbloedingen. Daarover volgt later meer informatie.
Maike en Sanne hebben ook geluncht met het team van Alnylam en Thijs, Ellis en Ellen van het LUMC om te praten over hoe het ervoor staat met de Mivelsiran trial in Leiden. Daarover volgt later meer informatie.
Verder hebben we met de organisatie gesproken over hoe het perspectief van de patiënt een vast onderdeel kan worden van elk tweejaarlijks congres, bijvoorbeeld in de vorm van een workshop, hoe de internationale CAA association (de vereniging van internationale CAA onderzoekers) meer kan inzetten op patiëntparticipatie (naast de samenwerking met ons) en hoe we vertegenwoordigers uit verschillende werelddelen met elkaar kunnen verbinden.
Conclusie
Het was weer een intensieve, leerzame en belangrijke bijeenkomst. We zien dat de kennis over wat er in de hersenen gebeurt, en hoe we dat in beeld kunnen brengen en hopelijk beïnvloeden, nog steeds groeit. Er gaat veel aandacht uit naar sporadische CAA wereldwijd, maar voor o.a. de Leidse en Australische groep staat DCAA nog steeds goed in de spotlight.
De ontwikkeling van Mivelsiran en daarmee een mogelijke behandeling voor (erfelijke) CAA is erg belangrijk, omdat het de eerste behandeling is die direct invloed heeft op het giftige eiwit. Er wordt dan ook reikhalzend uitgekeken naar hoe het fase 2 onderzoek zal verlopen.
Daarnaast is het belangrijk aandacht te houden voor het feit dat (erfelijke) CAA een ingewikkelde ziekte is, die mogelijk met verschillende behandelingen tegelijk behandeld moet worden. Daarom wordt er nog steeds veel onderzoek gedaan naar andere processen in de hersenen, zoals ontstekingen en het glymfatisch systeem, om hopelijk daar in de toekomst ook beter op in te kunnen spelen.
Zo’n congres zet ons hoofd soms een beetje op hol, met name door alle indrukken en informatie. Wat we vooral meenemen is dat er hoopvolle ontwikkelingen zijn en dat het tegelijkertijd voor ons eigenlijk altijd te lang duurt.